Wim Jansen - Auteur bij Uitgeverij Van Warven
Close

Wim Jansen

emeritus predikant

Nederland

liefdesmystiek

De werken van Wim Jansen

  • Brandend verlangen
  • Kijk eens lief
  • O hemel, zei de krokodil
  • Vlammend Paradijs – bekentenissen (2013, Skandalon)
  • Waar ben je nu? (2012, Skandalon)
  • Boerenkind – geschiedenis van een paradijs (2011)
  • Dominee zoekt God – dagboek van een laatste zondagmorgen (2015, Skandalon)
  • Zingen aan de Styx (2016, Skandalon)
  • Bron in je brein (2018, uitgeverij Meinema)
  • O vader wij zijn samen geweest (2020)

Over Wim Jansen

Wim Jansen, emeritus predikant van Vrijzinnig Delft en de Vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg, heeft verschillende publicaties op zijn naam staan, het meest recent Brandend verlangen en Kijk eens lief. Daarnaast Dominee zoekt God – dagboek van een laatste zondagmorgen, Zingen aan de Styx (gedichten), Bron in je brein – bidden tot de God in wie je niet gelooft en O hemel, zei de krokodil – 52 dierenverhalen voor jong en oud om zoiets als God ter sprake te brengen. In maart 2020 verscheen O vader wij zijn samen geweest –  verhalen van een overkant. Ook schrijft hij columns en essays voor de websites www.volzin.nlwww.ongrond.nlwww.nieuwwij.nl en voor het blad Volzin.

Recensies

Brandend verlangen
Mystiek wordt vaak beschouwd als iets zweverigs, verheven, als inkeren in de stilte van je binnenste, afgesloten van de drukte van alledag. Wie zo over mystiek denkt, zal wellicht vreemd aankijken tegen het boek Brandend verlangen van de vrijzinnige predikant Wim Jansen.

De ondertitel zegt het al: hier gaat het om ‘mystiek van alledag’. Jansen schrijft het ook expliciet: hij wil ‘de mystiek weghalen uit de sfeer van bijzondere ervaring – spektakel en mirakel – en haar teruggeven aan het gewone leven en aan gewone mensen’ (34). Want: ‘God is zo aards als het maar zijn kan’ (9, nadruk in origineel). Niet voor niets komt Spinoza’s God/Natuur regelmatig in deze pagina’s ter sprake.
Jansen is uit de Zeeuws-Vlaamse klei getrokken. Wie daar niet bekend mee is, moet misschien aan de wat bruuske en directe manier van schrijven wennen. Dat geldt in elk geval voor mijzelf. Jansen neemt geen blad voor de mond. Hij schrijft over alles wat er in hem opborrelt. Er zit dus aan zijn teksten een verfrissend maar voor sommigen wellicht ook vervreemdend rauw randje.
Jansen schrijft over en vanuit de platte en banale werkelijkheid waarin we leven. Gaandeweg het boek leerde ik die rauwheid waarderen, de aardsheid. De vrijzinnige dominee neemt geen blad voor de mond, hij is eerlijk alsof hij niets meer te verliezen heeft. Alsof hij deels al met één been in die werkelijkheid staat die hij God noemt en waar hij zo naar verlangt: ‘Een ander verhaal heb ik niet: God is het centrum van mijn leven. Het verlangen van mijn leven. Het kostbaarste en het mooiste. (…) Het enige dat telt. Het enige dat overblijft. Ik wil het alleen nog over God hebben’ (20).
Dat is overigens niet helemaal waar, want hij heeft het ook heel veel over zijn geliefde Naomi, waarmee hij hartstochtelijk vrijt (‘ik denk dat God zich fysiek het meest manifesteert in de clitoris’ (30)). En hij schrijft liefdevol over zijn broers, zijn kinderen en kleinkinderen. Bijt dat elkaar niet? Willen opgaan in God en verlangen naar eeuwigheid? Nee, schrijft Jansen, ‘ze kunnen naast elkaar bestaan. Meer nog, ze versterken elkaar. In het nu geniet ik intenser van ze, omdat er een glans van eeuwigheid overheen ligt. En ik verlang des te meer naar die eeuwigheid, omdat ik weet dat ik dan nog bij hen zal zijn, in pure liefde’ (268, nadruk in origineel).

Toch is er ook telkens de verwoording van die worsteling met het loslaten. Want de banden met het aardse bestaan knellen soms ook flink. En dan kan het zomaar gebeuren dat Jansen voor even een oude brombeer wordt, die ineens woest kan worden op zijn kleinkinderen die zijn tuingereedschap slopen. Maar na iedere uitbarsting komt dan ook de spijt over hoe hij zich heeft laten gaan en anderen heeft gekrenkt. Nee, Jansen is geen heilige en hij zal vermoedelijk ook de eerste zijn om dat te beamen.
Ik had sterk het gevoel dat ik Jansen gaandeweg het boek leerde kennen. Zijn boek bestaat uit losse stukjes, bijna fragmenten. Het is ook bijna een dagboek, dat loopt van mei 2019 tot mei 2020. Maar gaandeweg het boek gaan die fragmenten zich iets meer hechten tot een geheel, een verhaal. Het boek verandert gaandeweg in de kroniek van een veelbewogen jaar. In dat ene jaar voltrekt zich een bizarre omwenteling in de samenleving, de opkomst van corona en de lockdown, die ook Jansen niet ontgaat. Maar in datzelfde jaar voltrekt zich ook in Jansens eigen leven een drama: hij krijgt namelijk op de drempel van 2020 te horen dat hij lijdt aan een ongeneeslijke prostaatkanker. Hoe lang hij nog heeft, weet hij niet.
Hij schrijft zonder vrees, maar niet stoïcijns. Hij schrijft dat hij al twee hartinfarcten en drie depressies heeft overleefd (‘Voor beide ziekten geldt dat je na genezing echt het besef hebt te zijn opgestaan’ (36)). Hij heeft daarin het verterende vuur van God/liefde ervaren: ‘zonder het lijden in mijn leven zou ik nooit zo de liefde hebben omarmd als nu het geval is’ (259, nadruk in origineel). Mystiek van alledag betekent ook de omarming van sterfelijkheid. Wat hij vooral vreest is het verdriet van zijn geliefden als ze hem moeten missen.
Jansen is er nog en hij schrijft nog altijd. Ik denk dat we nog wel een boek kunnen verwachten. Maar ook als dat niet gebeurt, heeft hij met Brandend verlangen een onvergetelijk en ontroerend boek afgeleverd van een man die zich met liefde laat opbranden aan het leven: ‘Liefde leren, liefde leven en uiteindelijk opbranden in liefde – daartoe zijn wij op aarde’ (343).

Door: Taede A. Smedes |

 

O hemel, zei de krokodil : 52 dierenverhalen voor jong en oud om zoiets als God ter sprake te brengen.

In 52 korte antropomorfe dierenverhaaltjes komt een breed scala aan onderwerpen aan bod. Zoals het gesprek tussen de ezel Grauwtje en paard Volbloed, over volgzaamheid en nederigheid; in het gesprek tussen de wolf en Broeder Franciscus over bidden; het gesprek tussen haantje Habakuk en God, over de verwachting van het leven waarin altijd onrecht zal zijn. Heel terloops of soms juist heel subtiel komen grote zaken over de wereld waarin wij leven en waarin wij geloven om de hoek kijken. De meest uiteenlopende dieren voeren het woord en getuigen van een diep en wijs inzicht. Is er eigenlijk wel een hoger wezen, een God die alles gemaakt heeft, ook zichzelf? En is dat dan een hij of een zij? Voor de nieuwsgierige lezer is het allemaal in dit dierenboek te lezen. Voor iedereen die aan het zoeken is naar het wezenlijke is dit boek vermakelijk en leerzaam. Het laat de lezers nadenken en stimuleert om de vaste aannames nog eens tegen het licht te houden. De toon is licht en luchtig, met een scheut humor en vermaak en voorzien van vriendelijke, soms grappige zwart-witillustraties. Voor een ruime christelijke doelgroep, zowel voor volwassenen als jongeren vanaf ca. 15 jaar
Recensent: J.W. Hakvoort